Op bezoek bij Neverland Themepark Projects

Home / Brakesection Magazine / Jaargang 1 (2014) / #1 (Juli 2014) / Op bezoek bij Neverland Themepark Projects
Op bezoek bij Neverland Themepark Projects

Op een zonovergoten dinsdagvoormiddag in juni sta ik voor een lang, roestig, rood hek te wachten op een antwoord uit de luidspreker van een oude bel. Het label ernaast is onleesbaar geworden door de regen en op de knop ‘privé’ durf ik niet te drukken. Geen antwoord. Met een klein hartje probeer ik dan toch maar die andere knop, maar ook dat haalt weinig uit…

Ik check Google Maps nogmaals op mijn smartphone, het blauwe bolletje dat een digitale versie van mezelf moet voorstellen valt samen met het pijltje dat het adres aanwijst dat ik van Kurt Heerman, brein achter en zaakvoerder van Neverland Themepark Projects, kreeg. Maar iets in mij zegt dat dit toch moeilijk de toegang tot zo’n groot bedrijf kan zijn… Ik besluit het secretariaat van Neverland te bellen. Of ik even verder wil wandelen en 50 meter de bocht wil in gaan? De telefoon ligt nog geen minuut neer en ik zie het vertrouwde logo van Neverland opdoemen op een groot bord dat in de richting van een gigantische loods wijst. Je kan er niet naast kijken. Moest Google Maps een persoon zijn, ik maakte een obsceen gebaar met mijn middelvinger in zijn of haar richting.

Terwijl ik naar het gebouw wandel zie ik een tiental mannen druk in de weer in een atelier dat vol piepschuim ligt. Grote vierkante blokken worden in een mum van tijd omgevormd tot gigantische, herkenbare objecten. De eerste delen van het nieuwe podium van Tomorrowland, waarvoor Neverland sinds jaar en dag grote delen van het decor maakt, zou Kurt me later vertellen.

In een ander atelier zie ik een metalen constructie die me wel heel hard doet denken aan een concept-tekening van Piet De Koninck, de vaste tekenaar van de Plopsa-groep. Juist geraden, want niet veel verder zie ik een detail van diezelfde tekening hangen. Hier wordt het dak van de broodjeszaak die bij de nieuwe achtbaan Sky Scream in Holiday Park zal komen in elkaar gelast.

Aangekomen bij het secretariaat meld ik me netjes aan. Vriendelijk wordt ik naar de vergaderzaal gebracht, terwijl de sympathieke dame Kurt gaat verwittigen dat ik aangekomen ben. In de vergaderzaal durf ik amper te bewegen. Het lijkt wel of het levensgrote, brons geschilderde beeld van Mega Mindy me in de gaten houdt om er zeker van te zijn dat ik niets stuk zal maken. De vergaderzaal van Neverland staat namelijk vol met relikwieën van voorbij projecten. Van een maquette van het Ploprestaurant in Plopsa Indoor Coevorden over de vele awards die het bedrijf reeds in de wacht mocht slepen tot gouden kaders vol prachtige foto’s. Ik ben onder de indruk, vermoedelijk exact wat Neverland met deze prachtig aangeklede zaal wilde bereiken.

Niet veel later komt Kurt de vergaderruimte binnen. Terwijl hij gaat zitten klopt hij nog snel wat piepschuimbolletjes van zijn T-shirt. Druk, het is heel druk, maar hij is blij even te kunnen zitten en herinneringen op te halen. Mijn eerste vraag, over hoe het ooit allemaal begonnen is, is een bal voor open doel. Ik ben in Aalst, dus het antwoord dat Kurt voor me in petto heeft had ik al van ver moeten zien aankomen.

Kurt: Aalst is door zijn jaarlijkse carnaval een kweekvijver voor mensen die kunnen vormgeven, sculpteren, tekenen, schilderen, noem maar op. Ook ik ben ooit begonnen met het tekenen van figuren en ontwerpen voor Aalst Carnaval. Enerzijds vond ik dat enorm tof, maar anderzijds heb ik ook altijd een fascinatie voor pretparken gehad. En van het één kwam het ander. Robert Florizoone (zoon van Meli-oprichter Alberic Florizoone en zelf lang verantwoordelijk voor het park, red.) was één van mijn eerste klanten in de pretparkbranche.

Met veel plezier en nostalgie denkt Kurt terug aan die tijd, een tijd waarin het allemaal nog veel kleinschaliger was.

Kurt: Wanneer ik Robert Florizoone af en toe nog eens ontmoet, hebben we het er nog altijd over. “Weet je het nog? Toen?”. Je mag niet vergeten dat er in die tijd andere waarden heersten dan nu. Ik herinner me nog een dag waarop wij aan het werken waren in Meli, terwijl er ondertussen een personeelsfeest doorging voor het vaste personeel van het park. Het duurde niet lang of Robert riep ons er bij om allemaal samen een glas mee te drinken. Er hing een gemoedelijke sfeer, maar dat kwam juist omdat het allemaal veel minder omvangrijk was dan tegenwoordig. Nu zijn de meeste parken zo groot gegroeid dat zoiets bijna niet meer mogelijk is.

In diezelfde periode maakte ik ook af en toe decors voor de series en films van Studio 100. Op een dag kreeg ik telefoon van Robert Florizoone. “Ik heb goed nieuws en ik heb slecht nieuws.” zei hij. “Het slechte nieuws is dat ik zojuist de Meli verkocht heb. Maar het goede nieuws is dat je nu ook al werkt voor die personen aan wie ik het park verkocht heb, dus voor jou is het dus eigenlijk twee vliegen in één klap.”, een moment dat ik nooit meer zal vergeten. En inderdaad, vanaf dat moment waren we vertrokken.

Op het juiste moment op de juiste plek, bedenk ik hardop. “Klopt”, zegt Kurt …

Kurt: … maar moest de synergie tussen onze beide bedrijven niet zo goed geweest zijn, dan was dat ook snel gedaan geweest. Die synergie is trouwens door de jaren heen alleen maar sterker geworden. Ik ken Piet goed, we komen uit dezelfde carnavalwereld (Piet De Koninck is ook afkomstig uit Aalst, red.) en ik ken zijn visie, zijn stijl,… Aan een paar ruwe schetsen heb ik genoeg om volledig te snappen wat hij voor ogen heeft. En dat is door de jaren heen alleen maar sterker geworden, wat een toffe samenwerking tussen ons alleen maar ten goede komt. Een samenwerking, die als het aan mij ligt, nog lang mag blijven duren.

Terwijl Kurt aan het praten is, bemerk ik dat ik zit te staren naar het grote logo van Neverland dat op zijn T-shirt gedrukt staat. Welke filosofie zou er schuil gaan achter die naam?

Kurt: De naam Neverland doet iedereen natuurlijk meteen denken aan Peter Pan, de jongen die altijd een jongen is gebleven. Ons bedrijf heeft zich in de loop der jaren vooral bewezen met de meer plezantere, de meer kindvriendelijke decors. We zullen niet zo snel gevraagd worden om een museum in te richten, logisch, want dat stralen we ook niet echt uit. We stralen meer het aimabele uit, het kleurrijke, het vrolijke… en net zoals Peter Pan nooit oud kon en wilde worden, zo mag je dat als je voor pretparken werkt ook nooit doen. Als je voor pretparken werkt moet je je beroepshalve vaak verplaatsen in de leefwereld van kinderen. Je moet weten wat ze leuk zullen vinden en wat niet, welke kleuren hen aanspreken en welke niet… We moeten altijd een beetje kind blijven. Neverland is een mythische naam die vele, positieve associaties oproept. Het is een naam die behoort tot de wereld van de fantasie en de wereld van de pretparken.

Het klinkt als een fantastische filosofie, maar ondertussen is Neverland een bedrijf geworden waarvoor in drukke periodes soms meer dan 40 mensen werken. Dat vergt heel wat planning, administratie en papierwerk. Ik vraag Kurt hoeveel tijd hij eigenlijk nog heeft om zelf creatief te zijn, kind te zijn. Is dat nog wel mogelijk als eigenaar van zo’n bedrijf?

Kurt: Er is een periode geweest waarin ik daar inderdaad geen tijd meer voor had. Ons bedrijf groeide plotseling snel, en daar kwam heel wat administratie bij kijken die ik allemaal op mij moest nemen. Een paar jaar geleden hebben we daarom een drastische wending genomen, zodat ik me weer kon focussen op de bestaansreden van Neverland: ik kon er mijn fantasie in kwijt. Ik heb nu 4 mensen in dienst die de praktische, financiële en contractuele kant regelen. Van de planning van wie wanneer wat waar moet doen tot de hotels voor mensen die in het buitenland bezig zijn. Elke dag opnieuw is dat een gigantische organisatie, en ik ben blij dat ik daarvoor op mijn echtgenote en mijn drie medewerkers kan rekenen; 2 ervan op kantoor en eentje in de ateliers. Daardoor kan ik mij weer bezig houden met de redenen waarvoor ik Neverland ooit heb opgericht. Straks ga ik weer bij de beeldhouwers staan om hen te coachen, wat later ga ik naar de schilders… Maar om zelf nog echt veel te bouwen, daar heb ik de tijd niet meer voor. Let op, ergens wil ik dat nog steeds, af en toe maak ik nog wel eens een paar “koppen” voor een carnavalwagen, maar nu moet ik mijn tijd vooral investeren in het begeleiden en coachen van de mensen die voor mij werken. Helaas, maar het hoort er bij.

De effectieve uitwerking en plaatsing van decors is dan ook de laatste stap in een hele reeks van gesprekken en onderhandelingen waarin ook veel van Kurts tijd kruipt. Ik vraag Kurt hoe dat proces, van idee tot realisatie precies in zijn werk gaat.

Kurt: Wel, er zijn heel wat verschillende scenario’s. Van grote parken, zoals Disneyland Parijs en Parc Astérix, krijgen we een dik dossier waarin alles van naaldje tot draadje wordt uitgelegd. In zo’n geval wordt er verwacht dat je dat uitgeschreven plan strikt volgt. Iedere barst, iedere kleur moet op voorhand goedgekeurd worden aan de hand van testobjecten die we maken, netjes gebaseerd op de tekeningen die we van het park kregen. Wanneer we ’s nachts bijvoorbeeld in Disneyland Parijs aan het werk zijn, dan worden we de hele nacht bijgestaan door een ontwerper, een technisch ingenieur, iemand die zorgt voor logistieke zaken… Zo’n park kan het zich gewoon niet permitteren dat we niet tegen 6u ’s morgen klaar geraken, want dan moet iedereen echt weg zijn. Enerzijds geeft dat aan de ploeg een rustgevend effect, anderzijds is het jammer dat er geen plaats is voor eigen creativiteit.

Aan de andere kant heb je dan ook parken zoals bijvoorbeeld Plopsaland, waarvan we meestal gewoon een tekening van Piet De Koninck krijgen en vooral heel veel vertrouwen. Voor kleinere projecten kunnen we dan gewoon doen wat we willen, gebaseerd op de tekeningen uiteraard, voor grotere projecten, zoals een Wickieland, moeten we natuurlijk wel meer rekening houden met de bouwkundige en technische zaken of veiligheid. Dan moet er uiteraard veel vaker overleg gebeuren. Maar zelfs in die gevallen krijgen we een grote vrijheid. Nu, dat komt natuurlijk omdat die band tussen Plopsa en Neverland zo speciaal is. Van Walibi krijgen we meestal ook een zekere vrijheid, maar we voelen dat dat toch anders ligt dan wanneer we iets voor Plopsa moeten maken. Die huisstijl kennen we door en door.

Wanneer Kurt praat over een bepaald project wijst hij bij wijze van illustratie naar de kaders aan de muur waarin foto’s te vinden zijn van die attractie. Het portfolio is werkelijk overweldigend. Ik vraag hem op welk project uit al die kaders hij het meest trots is. Maar dat blijkt een hele moeilijke vraag te zijn.

Kurt: (Na enige aarzeling) Ik denk dat dat altijd ons laatste project is geweest. Ik bedoel, ik ben trots op alles wat we reeds verwezenlijkt hebben en elk nieuw project overtreft het vorige. Ons eerste echt grote project was Anubis in Plopsaland De Panne. We hadden nooit eerder in beton gewerkt  en we hadden er toch ook wel wat schrik voor, maar het resultaat was fenomenaal. We zeiden toen dat dat het mooiste was dat we ooit gemaakt hadden. Toen trokken we naar Coevorden en toen dat af was kregen we hetzelfde gevoel. En ook na Mayaland en Vicky The Ride en na Oz’Iris en na Wickieland zeiden we tegen elkaar dat dat het mooiste was. Nu zijn we bezig aan Sky Scream in Holiday Park, iets wat we nooit eerder gedaan hebben, en ook dat begint er weer fantastisch uit te zien. Vooral ook omdat het eens een atypische Neverland decor is. We hebben de kans gekregen om te bewijzen dat we ook iets anders kunnen dan altijd dat vrolijke, en ik vind dat we daar bijzonder goed in geslaagd zijn.

Het gevoel besluipt me dat ik veel te veel kostbare tijd van Kurt aan het afnemen ben met dit interview en ik besluit het gesprek af te ronden. Voor we afscheid nemen en ik hem hartelijk bedank voor dit boeiende gesprek leidt Kurt me nog even rond in de ateliers. Van de piepschuimkunstenaars naar de lassers, van de schrijnwerkers tot het opslagmagazijn (waar een groot deel van de kerst- en halloweendecoratie van Plopsaland De Panne bewaard wordt). Trots toont Kurt de decors die klaargemaakt worden voor Tomorrowland 2014, terwijl men even verder druk bezig is met de industriële decorstukken voor de binnen- en buitenkant van de Sky Scream winkel. Terwijl we rondwandelen stel ik hem nog een laatste vraag. Of hij nog een grote droom koestert, iets wat hij ergens gezien heeft en waarvan hij hoopt ook ooit zoiets te kunnen maken.

Kurt: Wel, ja. Ik ben een hele grote fan van de ‘Pirates of the Caribbean’-attracties. Telkens ik in die bootjes stap, slaagt Disney er in om mij naar een andere wereld te brengen en dat vind ik ‘hoedje-af’. Je zit niet gewoon in een boot die door scènes vaart, nee, je ervaart de attractie als een film. Niettegenstaande het feit dat ik ondertussen ook wel al geleerd heb dat het ontwerpen en maken van zo’n attractie een ware hel is, want ieder detail is belangrijk en over alles moet 20 keer nagedacht worden. Maar toch, als ik dan dat resultaat zie, ja, zoiets zou ik wel eens zien zitten…